Als de ontvanger een postvervoerbedrijf inschakelt om een aanmaning te versturen, moet hij dit bedrijf specifiek kunnen benoemen.
Op 6 september 2019 stuurt de ontvanger van de belastingen per post een dwangbevel naar een man die in Slowakije woont. Dit dwangbevel betreft een belastingaanslag en een boetebeschikking. In het dwangbevel heeft de ontvanger € 154 aan betekeniskosten in rekening gebracht. De Slowaakse man dient op 23 september 2019 per brief een bezwaarschrift in tegen de betekeningskosten. Op 25 november 2019 stelt hij de Belastingdienst in gebreke vanwege het niet tijdig beslissen op dit bezwaarschrift. De fiscus ontvangt deze brief op 3 december 2019. De ontvanger verklaart het bezwaarschrift vervolgens op 12 december 2019 ongegrond. Maar de man begint op 27 december 2019 een beroepsprocedure vanwege het niet tijdig beslissen van de Belastingdienst. De ontvanger stuurt de man op 27 januari 2020 per aangetekende post een kopie van de uitspraak op bezwaar. Daarop gaat de man op 9 maart 2020 in beroep tegen deze uitspraak op zijn bezwaarschrift.
Niet prematuur, maar niet-ontvankelijk Uiteindelijk belandt het geschil tussen de man en de ontvanger voor de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigt dat het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. De man heeft namelijk in ieder geval op 5 februari 2020 de uitspraak op bezwaar ontvangen. Overigens heeft de man de ontvanger niet prematuur in gebreke gesteld. Voor de vraag of een bezwaarschrift prematuur is, is namelijk niet de datum van verzending maar de datum van ontvangst relevant.
Wie van de twee postvervoerders? Verder stelt de ontvanger in deze procedure dat hij de man op 18 mei 2018 al een eerdere aanmaning heeft gestuurd. De man betwist echter deze verzending. Daardoor moet de ontvanger die verzending aannemelijk maken. Daartoe moet hij onder andere aannemelijk maken aan welk postvervoerbedrijf het desbetreffende poststuk is aangeboden. Maar het verzendrapport maakt melding van twee postvervoerbedrijven, zonder te specificeren aan welk van deze postbedrijven de aanmaning is aangeboden. Het gevolg is dat de ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt dat de eerdere aanmaning correct is bekendgemaakt aan de man. Daarom vernietigt de Hoge Raad de betekeniskosten. Hof Arnhem-Leeuwarden moet onderzoeken of de ontvanger de man een dwangsom moet betalen vanwege het niet-tijdig beslissen.
Bron: Hoge Raad 26-05-2023
De Eerste Kamer heeft ingestemd met de nieuwe pensioenwet. Het gaat om de grootste hervorming van het pensioenstelsel ooit. Pensioenfondsen krijgen een jaar extra tijd voor de overgang naar het nieuwe stelsel: tot 2028.
Over een paar jaar krijgen alle werkenden die via hun werkgever voor hun pensioen
sparen of gespaard hebben een nieuwe regeling. De nieuwe pensioenwet zorgt er voor
dat het duidelijker en persoonlijker wordt hoeveel pensioen er is opgebouwd. Het pensioen
van een deelnemer is voortaan alle premie die namens die deelnemer is betaald, plus
het rendement dat dit geld heeft opgeleverd.
Het nieuwe stelsel is volgens de voorstanders gunstiger voor mensen met flexibele
banen en kortere contracten. Ook is het de bedoeling dat het eerlijker uitpakt voor
jongere generaties omdat zij niet hoeven mee te betalen aan de hogere uitkeringen
van oudere generaties. Daar staan meer risico en geen harde garanties over de einduitkering
tegenover. Zzp’ers mogen in het nieuwe systeem meer belastingvrij sparen voor hun
pensioen. En pensioenfondsen mogen experimenteren met deelname van deze zelfstandigen
aan hun werknemerspensioenfonsen.
Meer informatie over het nieuwe stelsel is te vinden op www.onsnieuwepensioen.nl.
Bron: EK 30-05-2023, Diverse media 30-05-2023
Om te bepalen of er sprake is van passieve verhuur, moet alleen worden gekeken naar de prestatie die de verhuurder zelf verricht. Hoe de huurder het onroerend goed gebruikt, maakt niet uit.
Een stichting huurt een sportpark van de gemeente. De stichting laat in 2012 een clubgebouw bouwen en trekt de daarvoor in rekening gebrachte btw af. Zij stelt het clubgebouw en de sportvelden aan zowel een voetbalvereniging als een zogenoemde sport-BSO ter beschikking. De stichting is verantwoordelijk voor het toezicht op de sportaccommodatie en het onderhoud, beheer en de schoonmaak. Volgens de inspecteur is er sprake van de vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. De stichting had bij de ingebruikneming van het clubgebouw btw moeten afdragen voor een zogenoemde integratielevering.
Naheffingsaanslag vernietigd Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de opgelegde naheffingsaanslag btw vernietigd omdat de verrichte dienst meer omvatte dan alleen passieve verhuur van onroerende zaken. Daarbij zijn de objectieve kenmerken van de prestatie doorslaggevend, en is niet van belang waarvoor de sportaccommodatie door de huurders wordt gebruikt.
Btw-vrijstelling voor verhuur niet van toepassing De Hoge Raad bevestigt de uitspraak. Bij de beoordeling of de dienst meer omvat dan passieve verhuur, is niet van belang of de huurders het verlaagde btw-tarief voor gelegenheid geven tot sportbeoefening kunnen toepassen. Er moet alleen worden gekeken naar de prestatie die de stichting zelf verricht, die bepaalt of er al dan niet sprake is van vrijgestelde verhuur. De Hoge Raad concludeert dat de verhuurvrijstelling niet van toepassing is op de door de stichting verrichte prestatie. Er is terecht geen integratielevering in aanmerking genomen bij de ingebruikneming van het clubgebouw.
Bron: Hoge Raad 26-05-2023
Het is aannemelijk dat de dga betrokken was bij een mishandeling, maar hij kan niet onderbouwen dat hij hierdoor minder kon werken.
Een man is sinds 21 juni 2017 enig aandeelhouder en bestuurder van een bv. De bv houdt
zich bezig met autohandel en garagediensten en behaalt in 2018 en 2019 een omzet van
€ 355.052 respectievelijk € 95.611. Het nettoresultaat bedraagt voor die jaren € 11.255
respectievelijk € 10.199. De dga geeft in zijn IB-aangifte over 2019 een verzamelinkomen
van € 0 op. Hij vermeldt niet dat hij aanmerkelijkbelanghouder in de bv is. De inspecteur
verhoogt het inkomen uit werk en woning met het voor 2019 geldende minimale gebruikelijk
loon van € 45.000. Het bijdrage-inkomen Zvw stelt hij op hetzelfde bedrag vast.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de gebruikelijkloonregeling van toepassing
is. De man was ab-houder en de bv had (verder) geen personeel. Uit de jaarstukken
van de bv blijkt dat er omzet en winst is behaald, dus de dga moet ook enige werkzaamheden
hebben verricht. Hij maakt niet aannemelijk dat het gebruikelijk loon te hoog is vastgesteld.
De dga heeft geen gegevens verstrekt over de omvang van zijn werkzaamheden en wat
een normale beloning hiervoor is. De rechtbank acht aannemelijk dat de dga bij een
mishandeling was betrokken, maar hij kan niet onderbouwen dat hij hierdoor minder
kon werken. Er kan geen vermindering van het wettelijk gebruikelijk loon plaatsvinden
zonder concreet bewijs van de kant van de dga. Het gebruikelijk loon en het bijdrage-inkomen
Zvw zijn terecht op € 45.000 vastgesteld.
Bron: Rb. Noord-Nederland 11-03-2023 (gepubl. 22-05-2023)
Het maakt niet uit dat opdrachtgevers aan elkaar verbonden zijn en op hetzelfde adres gevestigd zijn, als er sprake is van verschillende activiteiten en ook de verrichte werkzaamheden verschillen.